Gisterenavond, ik was net thuis uit het ziekenhuis na een kleine ingreep die het ademen door mijn neus gemakkelijker zou moeten maken.
Ik zat wat bij te lezen in de New Scientist van vorige vrijdag, toen plots het rare woord “geel bloedloogzout” door mijn hersenen fladderde.
”Geel bloedloogzout” zei ik ineens tegen Mia die naast mij zat.
”Wat vertel je nu” zei ze, "is de narcose misschien nog niet helemaal uitgewerkt?”.
”Ik weet ook niet hoe dat plots door mijn hoofd spookt” zei ik, “maar dat woord heb ik 50 jaar geleden voor het eerst gehoord in de scheikundelessen van mijnheer Verleyen”
De scheikundelessen van mijnheer Verleyen op het Sint-Gregoriusinstituut te Ledeberg.
Mijnheer Verleyen, onze eerste echte lekenleraar in dat toenmalige priesterbastion. Let wel, onze turnleraar, de heer Caufrier, was ook een leek, maar turnen heb ik eigenlijk nooit als een echt leervak gezien en die reken ik dus niet mee. Sorry mijnheer Caufrier daar boven...
”Geel bloedloogzout kan gebruikt worden om driewaardige ijzerionen aan te tonen, want daarmee vormt het de intens blauwe stof die men Pruisisch Blauw noemt” leerde ons de heer Verleyen.
Dat zou ik nooit onthouden hebben ware het niet dat ik het later ook talloze keren aan mijn eigen chemieleerlingen heb doorverteld.
Maar “geel bloedloogzout” en “Pruisisch Blauw” waren de mysterieuze namen waarmee de heer Verleyen mijn interesse voor de chemie heeft losgeweekt.
Geel bloedloogzout was is dat eigenlijk en hoe men aan zo’n naam?
Het komt uit Duitsland.
Van de alchemist Johann Konrad Dippel von Frankenstein.
Door het laatste deel van Dippel’s naam, én het feit dat hij op kasteel Frankenstein woonde én het feit dat hij de mysterieuze alchemie beoefende, moet het jullie niet verwonderen dat Johann Konrad Dippel volgens sommigen het prototype was van de beruchte Frankenstein-figuur.
En helemaal in die lugubere Frankenstein-sfeer: door bewerking van beenderen en (ossen)bloed (!) bekwam Dippel een stroperige vloeistof die bekend stond als Dippel’s olie.
Door die olie te laten reageren met potas (dat is een mengsel van kaliumzouten) bekwam hij een gele vloeistof die omwille van zijn oorsprong Blutlaugensalz genoemd werd: geel bloedloogzout dus!
Tot zover de geschiedenis. Nu even naar de moderne chemie van dat geel bloedloogzout.
We weten tegenwoordig dat het om een cyanide-verbinding gaat.
En dát kan al even de wenkbrauwen doen fronsen omdat cyanide ons wellicht doet denken aan het zeer giftige kaliumcyanide of cyaankali.
De hoge giftigheid daarvan is te wijten aan het vrijkomen van cyanide-ionen bij het oplossen ervan.
En die cyanide-ionen blokkeren de werking van hemoglobine, met een snelle dood tot gevolg.
Maar in geel bloedloogzout of kaliumhexacyanoferraat(II) zijn de cyanide-ionen zo sterk aan een centraal ijzer-ion gebonden dat ze niet vrijkomen bij oplossen.
Geel bloedloogzout is dus niet giftig.
En nu nog dat Pruisisch blauw. Wat is dat?
Dat is het werk van de Berlijnse kleurenmaker Diesbach, een tijdgenoot van Johann Konrad Dippel.
Bij zijn zoektocht naar een bereidingswijze van karmijnrood, gebruikte hij een oplossing van het gele bloedloogzout van Dippel. Toen hij er ijzersulfaat aan toevoegde, kreeg hij niet de gezochte rode, maar een diepblauwe kleurstof: Berlijns Blauw of Pruisisch Blauw.
Dat zie je hier gebeuren:
Het Pruisisch Blauw heeft veel toepassingen gekend: als pigment voor verven, in inkten, bij het maken van de blauwdrukken waarmee architecten vroeger hun plannen afdrukten.
En mijn moederke kende het als blauwsel in een zakje dat ze toevoegde aan het laatste spoelwater van de witte was om zo de geelverkleuring bij het bleken van het wasgoed met een truukje tegen te gaan.
Maar hoe dat truukje precies zat wist mijn moederke niet. Ze kende de chemie van het Pruisisch Blauw en de fysica van de kleurenmenging niet.
Maar ze wist wel dat haar blauwsel werkte...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten