Sommigen zijn ervan overtuigd dat de invloed van leraren op de leerprestaties van jongeren miniem is. De (genetisch bepaalde) aanleg zou volgens hen het enige zijn wat telt.
Dit heilig huisje davert nu op zijn grondvesten.
Want onderzoekers van de Florida State University in Tallahassee
hebben onderzocht dat een (goede) leraar essentieel is om de aanwezige genetische aanleg tot uiting de doen komen.
In een studie die vorige week in Science is gepubliceerd, tonen ze aan dat duidelijke verschillen in leesvaardigheid te maken hebben met de vakbekwaamheid van de leraar.
Ze deden hun onderzoek met grote groepen eeneiige tweelingen.
Eeneiige tweelingen zijn genetisch identiek. D.w.z. dat ze precies dezelfde genen bezitten en dus ook dezelfde genetische aanleg voor leren lezen.
Maar toen ze van zo’n tweeling elk kind in een andere klasgroep plaatsten, zagen ze na een tijd opvallende verschillen in leesvaardigheid.
De helft van een tweeling die in een klas zat waar de leerlingen gemiddeld hoog scoorden voor lezen, waren betere lezers dan de andere helft als die in een klas zat met gemiddeld mindere lezers.
De verschillen moesten dus te wijten zijn aan de kwaliteit van de leraar.
De onderzoekers stellen dat verschillen in leesvaardigheid binnen een klas met een goede leraar, te wijten zijn aan verschil in genetische aanleg.
Maar, zwakke leraren hinderen het tot ontwikkeling komen van potentiële aanleg.
De leraar doet er dus wel degelijk toe.
En ik durf zelfs extrapoleren en zeggen dat dit niet alleen geldt voor leesvaardigheid maar voor alle schoolvakken.
Wie het nut van goed onderwijs in twijfel wil trekken, moet dus zijn mening bijsturen.
Het komt er natuurlijk wel op aan je kinderen naar een goede school te sturen.
D.w.z. naar een school met goede leraren.
En dat vraagt van ouders intens en doordacht selectiewerk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten