In deze koude tijden staat de thermometer meer dan ooit in de belangstelling.
Bij ons thuis hebben we in de keuken een elektronisch weerstationnetje dat
ons onder andere de kamertemperatuur aangeeft en, via een infraroodmeetsonde, de buitentemperatuur.
Buiten hebben we ook nog een maximum-minimumthermometer hangen.
Dit is een “gewone” alcoholthermometer die de hoogste en laagste temperatuur over een bepaalde periode toont.
Zoals je kan zien heeft die maximum-minimumthermometer zowel een Celsius- als een Fahrenheitschaal.
De Fahrenheitschaal is eigenlijk alleen nog maar in een aantal Engels sprekende landen in gebruik en vooral nog in de Verenigde Staten.
Maar toen ik eergisterenmorgen de laagste temperatuur ging aflezen (-10°C = +17°F) begon ik mij over die Fahrenheitschaal vragen te stellen.
Ik zag op de thermometer dat 0°F overeenkomt met –17,8°C.
Omrekenen van Celsius naar Fahrenheit en omgekeerd heb ik mijn leerlingen van het 5de jaar middelbaar jaren geleden talloze keren laten doen:
tC = (tF –32).5/9 en dus is 0°F volgens dit formuletje = (0 –32).5/9 °C = –17,8°C. Onze thermometer werkt dus perfect.
Maar die rare temperatuur van 0°F = –17,8°C hoe heeft men die indertijd vastgelegd?
Het nulpunt van de Celsiusschaal is vastgelegd als zijnde de temperatuur van smeltend ijs bij een luchtdruk van 1 atmosfeer ( = 1013 hectopascal = 1013 mbar). Dat is wel bij iedereen bekend.
Maar wat heeft Fahrenheit in 1724 gebruikt om zijn nulpunt vast te leggen? Dat is veel minder geweten.
Enig zoekwerk heeft mij geleerd dat Fahrenheit daar een welbepaald koudmakend mengsel voor gebruikt heeft: een mengsel van gelijke hoeveelheden ijs, water en ammoniumchloride.
Een ander bekend koudmakend mengsel is ijs + keukenzout in een 3:1-verhouding. Dit levert een temperatuur van -20°C en je kan het er dus binnen in huis serieus mee laten vriezen zoals ik hier al ooit eens heb uitgelegd.
Wat is er nu zo bijzonder aan koudmakende mengsels dat men ze gebruikt om een ijkpunt op een thermometerschaal te bepalen?
Koudmakende mengsels zijn mengsels die na een tijd een bepaalde constante evenwichtstemperatuur bereiken ongeacht de begintemperatuur die de afzonderlijke bestanddelen vóór het mengen hadden.
Het constant zijn van die evenwichtstemperatuur van zo’n koudmakend mengsel, maakt het natuurlijk zeer geschikt voor het vastleggen van een referentietemperatuur.
Fahrenheit heeft daar gebruik van gemaakt en bij de temperatuur van een mengsel van gelijke hoeveelheden ijs, water en ammoniumchloride heeft hij zijn nulstreepje geplaatst.
Brr, van 0°F = – 17,8°C, spaar ons Heer!
Maar zoals de bekende voebalfilosoof van boven de Moerdijk ooit zei: “Elk nadeel heb z’n voordeel”: hadden ze in Balk aan de Luts maar een paar dagen 0°F gehad, dan reden ze daar dit weekend de Elfstedentocht…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten