Kleurstoffen dat is pure chemie.
Het heeft me steeds geboeid om te zien hoe de bouw van moleculen er voor zorgt dat een deel van het zichtbaar licht wordt geabsorbeerd, terwijl de rest van het zichtbaar spectrum wordt gereflecteerd of doorgelaten en bijgevolg de kleur veroorzaakt die we zien.
Van in de oudheid testte de mens allerlei pigmenten uit om textiel en steen te kleuren of om muurschilderingen en later schilderijen op hout en doek te maken.
Denk maar aan de primitieve maar wondermooie taferelen op de wanden van de grotten van Lascaux.
Die kunstenaars van meer dan 10.000 jaar geleden gebruikten de middelen die ze in de omgeving vonden: geel, rood en bruin gekleurde ijzerhoudende gesteenten, krijt en houtskool.
Het kleurenpallet was beperkt tot wat de natuur hen bood: rood, geel, zwart en wit.
In de loop van de geschiedenis is dat kleurenpalet steeds verder uitgebreid.
En we kunnen ons afvragen waar de kunstenaars hun kleuren vandaan haalden?
Wie daarover vrijwel alles wil te weten komen moet “Bright Earth – The invention of colour” lezen.
De Engelse scheikundige Philip Ball schets in dit boek op een meesterlijke en zeer gedocumenteerde wijze de geschiedenis van de kleurstoffen.
Ball schetst chronologisch hoe de kunstenaars steeds meer en betere pigmenten ter beschikking kregen.
En hoe hun kunst beïnvloed werd niet alleen door wat beschikbaar was, maar ook door de kostprijs van het kleurmateriaal.
Een mooi voorbeeld daarvan is het verhaal van ultramarijn.
Deze prachtige blauwe kleurstof deed zijn intrede in de late middeleeuwen.
Het kwam van “over zee”, van “ultra mare”, van Afghanistan.
Daar vond men een blauw gesteente, het lapis lazuli, de basis van het ultramarijn.
De verre afkomst van dit gesteente zorgde ervoor dat ultramarijn in het middeleeuwse Westen een dure kleurstof was.
Maar die verre afkomst was bijlange niet de enige reden voor de hoge kostprijs.
Veel belangrijker was dat het zeer veel werk en kunde vroeg om het pigment uit het gesteente te halen.
Bij het gewoon fijnmalen van lapis lazuli, bleek immers dat de intens blauwe kleur een onaantrekkelijke grijze tint kreeg ten gevolge van de aanwezige onzuiverheden.
De alchemisten dokterden daarom een methode uit om de blauwe kleurstof uit het gesteente te isoleren. Daarvoor moest het fijngemalen materiaal intens gekneed worden met gesmolten was en harsen en gewassen worden met een zeepoplossing.
Het volledige recept om ultramarijn uit lapis lazuli te isoleren, kan je ook buiten het boek van Ball terugvinden op Google Books.
Op blz 37 van “The Craftman’s Handbook”, een vertaling van “Il libro del Arte”, een handboek voor kunstschilders dat in 1437 uitgegeven werd door de Italiaanse schilder Cennino Cennini, vind je beschreven hoe je moet tewerk gaan.
Door het bewerkelijke van de isolatie en de verre vindplaats van het blauwe gesteente, was ultramarijn een uiterste precieus pigment, meer waard dan zijn eigen gewicht in goud.
Volgens Ball lag het in de devote middeleeuwen dan ook voor de hand om dit kostbaar blauw tot grotere glorie van God te gebruiken bij het afbeelden religieuze taferelen.
Vermogende mecenassen wilden bijvoorbeeld uitdrukkelijk dat Maria in dit superduur blauw werd geschilderd, omrand door vermiljoen en bladgoud.
Ball ontkracht hiermee de stelling dat het blauw op die schilderijen een symbolische betekenis had en stond voor zuiverheid, nederigheid en deugd! Het was het prijskaartje waarmee de rijke sponsors hun hemel probeerden te verdienen dat dit schitterend donkerblauw op de schilderijen deed verschijnen!
Een mooi voorbeeld van hoe de kostprijs van een pigment de kunst mee bepaalt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten