Ik herinner me nog zeer goed hoe ik 45 jaar geleden, toen ik de 2de kandidatuur scheikunde volgde aan de RUG (Rijksuniversiteit Gent – nu UG – Universiteit Gent), voor het eerst hoorde over de proef van Miller.
De schitterende lesgever, prof. Hublé, vertelde ons toen over het intussen beroemd experiment dat de Amerikaanse chemicus Stanley Miller, samen met zijn collega Harold Urey, in 1953 had uitgevoerd.
Stanley en Miller stuurden elektrische ontladingen door een gasmengsel van methaan, ammoniak, waterdamp, waterstof en koolstofmonoxide.
Het gasmengsel was een model van de samenstelling van de aardse atmosfeer van de nog zeer primitieve, levenloze, jonge aarde.
De elektrische ontladingen stonden model voor de bliksemontladingen die zich binnen die primitieve aardatmosfeer konden voordoen.
Als het experiment een paar weken draaide, vonden Miller en Urey dat er in het experimenteervat spontaan aminozuren ontstonden.
Aminozuren zijn bouwstenen van eiwitten.
En eiwitten zijn bouwstenen van levende materie.
Het Miller-Urey-experiment leverde bijgevolg een bruikbaar model voor het ontstaan van het leven op onze aarde.
Prof. Hublé had bij mij, met dit boeiend en wonderlijk verhaal, meteen Adam en Eva naar de sprookjeswereld verbannen.
Maar het model van Miller en Urey over het ontstaan van leven op aarde bleef niet het enige.
In 1970 kwam Fred Hoyle, een bekend astronoom én science-fiction schrijver, met het toen spectaculaire idee dat leven op aarde was terecht gekomen vanuit de ruimte.
Meteorieten en delen van kometen die sporen van leven en/of van levensbelangrijke moleculen bevatten, hadden de aarde gebombardeerd en zo leven op aarde gebracht of doen ontstaan.
En inderdaad. Al van in de jaren 70 werden er op meteorieten, die van uit de ruimte op aarde neerkwamen, aminozuren gevonden.
Het Miller-Urey-model waarmee prof. Hublé mij indertijd zo had verbaasd en enthousiast gemaakt, werd langzamerhand naar de prullenmand verzonden. Leven was blijkbaar op aarde ontstaan door impact van meteorieten, beladen met aminozuren.
En in de jaren 90 vonden astronomen, door spectroscopisch onderzoek van de straling in de ruimte, sporen van meer dan 100 organische molecuulsoorten. Belangrijke biochemische bouwstenen zoals suikers en alcoholen, bleken dus in de interstellaire ruimte voor te komen. En ook het aminozuur glycine werd ontdekt, maar aan dat laatste bleven er twijfels kleven.
In 1999 lanceerde NASA zijn Stardust-missie.
Doel van het ruimtetuig was de komeet Wild 2 op 390 miljoen km van onze aarde.
Vijf jaar later, op 2 januari 2004, kwam het Stardust-ruimtetuig bij de komeet aan.
En in 2006 was Stardust terug op aarde, zijn filters rijkelijk beladen met minuscule stofdeeltjes van de komeet. Een ongelooflijke technologische prestatie alles bijeen.
Het opvallend verschil in reistijd heen en terug is ruimte-technisch te verklaren. Maar daar heb ik het nu niet over.
Vanaf 2006 begon het minutieuze onderzoek van het meegebrachte komeetmateriaal.
In 2008 werd de ontdekking gemeld van meerdere aminozuren in de meegebrachte stalen.
Maar er moest nog zekerheid verkregen worden over de oorsprong: kwamen die aminozuren werkelijk van de komeet, of waren ze afkomstig van aardse contaminatie op het ruimtetuig.
Een week geleden, op 17 augustus, meldde NASA dat ze met een zeer grote zekerheid de aanwezigheid van de belangrijke levensbouwsteen, het aminozuur glycine, hadden vastgesteld in materiaal van de komeet Wild 2.
De hoeveelheid glycine die ze daarvoor onderzochten bedroeg slechts 0,00000001 gram!
Stardust vloog alleen maar door de staart van de komeet.
Het Europese ruimtetuig Rosetta dat in 2004 gelanceerd werd naar de komeet 67P/Churyumov-Gerasimenko op 800 miljoen km van de aarde, zal in 2014, dus na een 10 jaar lange vlucht, op de kern van de komeet landen en er materiaal verzamelen.
Het valt af te wachten of er ook in de kern van een komeet levensbouwstenen zullen gevonden worden.
Maar dat lijkt zeer waarschijnlijk.
Van het verhaal van Adam en Eva heb ik nooit veel geloofd.
En dat we niet uit de kolen kwamen weet ik ook al lang.
Maar dat onze oorsprong eigenlijk zowat overal in de ruimte kan liggen, geeft mij een tevreden gevoel. Want in die kometen en op die meteorieten zullen er wel voortdurend Miller-Urey-achtige gebeurtenissen aan de gang zijn die voor het ontstaan van aminozuren zorgen.
Die goede oude prof. Hublé heeft ons dan uiteindelijk toch geen verhaaltje op de mouw gespeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten