Whisky is zonder twijfel een Schots product bij uitstek.
Vooral de Schotse single malt whisky’s zijn wereldberoemd.
Er wordt dan ook wat van dat edel vocht geproduceerd (en geconsumeerd…) daar in Schotland.
Bijgevolg zijn er ook enorme hoeveelheden afval die bij de productie achter blijven:
jaarlijks 187.000 ton draf, dat is afgewerkte mout, en 1,6 miljard liter “pot ale”, dat is de niet consumeerbare vloeistof die na de fermentatie van de wort in de ketels achter blijft.
Je kan je wel voorstellen dat de Schotten, die zeker niet bekend staan om hun neiging tot verspilzucht, alles doen om aan die resten een nuttige bestemming te geven.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het precies Schotse scheikundigen van de Napier University in Edinburgh zijn, die een proces ontwikkeld hebben om het whisky-afval om te zetten in bio-alcohol.
De bio-alcohol die ze zo bekomen is eigenlijk een mengsel van butanol en aceton.
Dit mengsel is als biobrandstof volgens de Schotse chemici een stuk interessanter dan de bio-ethanol die uit suikerriet gewonnen wordt.
De energie die bij de verbranding vrijkomt ligt 30% hoger dan bij ethanol.
En het mengsel kan zonder aanpassingen in de bestaande auto’s gebruikt worden, wat bij bio-ethanol niet het geval is.
De zuinige Schotten zijn dus meer dan content.
Maar als ze goedkoop willen blijven rijden zullen ze moeten blijven whisky drinken.
En wij ook.
Alhoewel, wie mij kent weet het: ik drink toch liever een lekkere Franse calvados...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten