We kennen dit allemaal: als we te lang met onze handen in water gezeten hebben gaat onze vingerhuid rimpelen:
Ik heb dit verschijnsel indertijd aan mijn leerlingen uitgelegd als een voorbeeld van osmose: water dat onze huidcellen binnendringt ten gevolge van het concentratieverschil van opgeloste stoffen aan weerszijden van de celwand. Waar het water binnen kan, zwelt de huid op en ontstaan er “bobbeltjes”. En hoe langer je de eeltige vingerhuid “weekt”, op hoe meer plaatsen dit osmoseproces kan gebeuren. Op den duur zien je vingers er wel heel ferm gerimpeld uit.
Goed, die uitleg is solide en blijft geldig.
Maar er blijkt toch meer “aan de hand” te zijn.
Volgens een groep Amerikaanse wetenschappers onder leiding van Mark Changizi
is het vermogen om de vingers te laten rimpelen voor onze primitieve voorouders een belangrijk evolutionair voordeel geweest.
De patronen van gerimpelde vingers werken in natte omstandigheden als afvoerkanalen voor water, zodat de grip op natte voorwerpen verbetert.
In het artikel dat vorige week in Brain, Behavior and Evolution werd gepubliceerd, vergelijkt Changizi de rimpelpatronen met de insnijdingen op regenbanden van auto’s.
Ook daar is het afvoeren van overtollig water voor een betere grip de bedoeling.
Zo zie je maar: onze primitieve voorouders hadden nog wel geen regenbanden, maar blijkbaar wel al… regenhanden.
Ik blijf het vaststellen: er is eigenlijk niets nieuws onder de zon...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten