dinsdag 8 mei 2012

Is de ADHD-cirkel nu rond?

Ik herinner me nog hoe het er indertijd (1951-1957) bij ons op de lagere school aan toe ging.
Je had brave kinderen, heel brave kinderen, stoute kinderen en heel stoute kinderen.
Met die laatste categorie kon de meester niet veel aanvangen.
Zelfs in die tijd konden die jongetjes niet stilzitten in de les. Ze waren er niet met hun gedachten bij en voortdurend waren ze met iets aan het prullen.
Al rap zette de meester ze apart, meestal op de laatste bank of die omgeving.
Het waren ambetante, moeilijke kinderen, met weinig schoolse toekomst.

image

Naargelang de 20ste eeuw vorderde werden die kereltjes (en ook de analoge juffertjes) meer en meer “au sérieux” genomen. Hun “probleem” werd erkend. En langzamerhand, ergens in de jaren 80 van de vorige eeuw, werd er zowaar een ziektebeeld opgeplakt: die moeilijke, drukke kinderen hadden een medisch probleem. Ze hadden een storing in de hersenen met een moeilijke naam: een Attention Deficit Hyperactivity Disorder. Ze hadden ADHD!
In klassenraden en op oudercontacten werd het etiket snel geplakt. De moeilijken van vroeger werden de medisch-problematische ADHD-ers.
Er kwam op den duur ook een wondermiddeltje om die onrustigen kalm te krijgen: Relatine-pilletjes.
Het probleem was dus begin van de 21ste eeuw blijkbaar perfect omschreven en onder controle.

Dat dacht je maar!
Want onlangs heeft de Nederlandse psychologe Laura Batstra van de Rijksuniversiteit Groningen. een stok in het ADHD-hoenderhok gegooid.
Volgens haar is hyperactiviteit in de meeste gevallen een gedragsprobleem en geen medisch probleem. En die hyperactieve kinderen hebben geen afwijkende hersenen. De ADHD-diagnose moet niet gesteld worden. Die “wiebelgarens”  moeten niet naar de psychiater en ze kunnen best Relatine laten. Want dat middel zorgt slechts voor symptoombehandeling en het heeft allerlei nare bijwerkingen.
Balstra ziet veel meer heil in hulp en begeleiding van ouders en leerkrachten met moeilijke kinderen. Ze heeft daar zelfs een therapie voor ontwikkeld.

Als we dat met de visie van de schoolmeesters en –juffen van onze jonge jaren vergelijken is de cirkel bijna rond.
Op de therapie als behandelingsmethode na. Want therapeuten voor lastige kinderen moesten toen nog uitgevonden worden.
Maar de ADHD-ers van nu zijn weer de lastige kinderen van mijn schooltijd geworden.
Zou het u verbazen als de therapeuten er binnenkort zouden achter komen dat bij zo’n hyperactieveling een “tik op de poep” ook soms efficiënt kan werken?
Zoals onze meester Vervondel (“den Bol” was zijn bijnaam) in 1956 deed: hij lei de stouteriken eventjes over zijn knie voor een paar tikken…

En mocht u zich bij het (vermeende) ADHD-symptoom niet direct iets kunnen voorstellen, dan kan onderstaand filmpje u misschien helpen?

Een beetje te actief?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten