Langs de autostrade, tussen een erehaag van goudgeelbruin en rood gekleurde herfsttooi.
Naar het kerkhof, naar mijn vader- en moederke, die er nu al 19 en 29 jaar begraven liggen.
Ik wordt er altijd weer weemoedig van.
En ieder jaar een beetje meer.
En wie kan dat melancholisch-religieus herfstgevoel beter verwoorden dan goede oude Fé Timmermans in zijn “De herfst blaast op den horen”.
Je zou dat Mia eens moeten horen declameren: hemels, zelfs een beetje lentesprankels op een grijze novemberdag…
De Herfst blaast op den horen
en ’t wierookt in het hout;
de vruchten gloren.
De stilten weven gobelijnen
van gouddraad over ’t woud,
met reeën, die verbaasd verschijnen
uit varens en frambozenhout,
en sierlijk weer verdwijnen …
De schoonheid droomt van boom tot boom,
doch alle schoonheid zal verdwijnen,
want alle schoonheid is slechts droom,
maar Gij zijt d’ Eeuwigheid !
Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt
en zegen ook zijn vruchten.
Een ganzendriehoek in de luchten;
nu komt de wintertijd.
Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten.
Ik ben bereid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten