maandag 26 december 2011

Advent- en kerstkaarspuzzel – oplossing

image

We duiden de 5 kaarsen aan met A,B,C,D en E en de vijf vieringen nummeren we van 1 tot 5.
Om evenveel op te branden moeten alle kaarsen even veel keer aan de beurt komen.
Aangezien er in de eerste viering 1 kaars brandt, in de tweede viering 2 kaarsen,…in de vijfde viering 5 kaarsen, bedraagt het totaal aantal brandbeurten: 1 + 2 + 3 + 4 + 5 = 15 brandbeurten.
Die 15 beurten moeten dus gelijk verdeeld worden over de vijf kaarsen.
Dat betekent dat elke kaars drie maal moet aangestoken worden.
Daar gaan we dan:
1ste zondag: A
2de zondag: B en C
3de zondag: A, D en E
4de zondag: B, C, D en E
Kerstmis: A, B, C, D en E
En die flauwe opmerking over de viering op Kerstmis die omwille van het koor tweemaal zo lang duurt: dat doet niets terzake, want op Kerstmis branden toch alle vijf de kaarsen!

Tot vrijdag voor de laatste puzzel van 2011…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten