zondag 5 juli 2009

Daltonisme

Marc is een goede kameraad. Al vanaf mijn jeugdjaren in Merelbeke.
Hij vraagt mij, in een reactie op mijn blogje over kleurillusies, om eens te bloggen over daltonisme.
Blijkbaar heeft Marc last van rood-groen-kleurenblindheid.

Zo’n kans laat ik niet liggen natuurlijk.
Vooral omdat ik zelf ook wat geplaagd ben door een (lichte) afwijking in het kleurenzien.
Ik herinner me hoe ik extra testen moest afleggen toen ik mijn “drie dagen” moest doen in ‘t Klein Kasteeltje.
Er was iets niet in orde met mijn kleurwaarneming in het groen-bruine gebied.
Toen ik in het onderwijs wou starten en daarvoor medische testen moest doorspartelen, kreeg ik van hetzelfde laken een broek: extra controle op mijn kleurenzicht.
Maar het heeft mij niet geholpen om aan de legerdienst te ontkomen. En voor mijn onderwijswerk was de lichte afwijking blijkbaar ook geen beletsel.
Maar ik heb het dikwijls tegen Mia over een bruine pull als het volgens haar over een groene pull-over gaat.
En zo modebewust ben ik nu ook weer niet om mij daar zorgen over te maken.

Maar Marc is daltonist. En dat is toch een zwaardere storing in het kleurenzien.
Daltonisme heeft zijn naam te danken aan John Dalton, een beroemd chemicus uit de 18de eeuw. Elk jaar opnieuw mocht ik hem voorstellen aan mijn leerlingen, bij hun eerste stappen in de chemie.
Want Dalton was één van de grondleggers van de moderne scheikunde omwille van zijn merkwaardige en voor die tijd revolutionaire atoomtheorie.

Dalton was zelf niet in staat om groen en rood goed van elkaar te onderscheiden.
En sinds hij dat verschijnsel in 1794 voor het eerst systematisch beschreef, is daltonisme het veel gebruikte synoniem geworden voor rood-groen kleurenblindheid.
Dalton dacht dat zijn afwijking het gevolg was van een blauwe verkleuring van het glasachtig lichaam in zijn ogen.
Toen dit na zijn dood getest werd, bleek dit niet het geval te zijn.

oog


De term kleurenblindheid is eigenlijk een verkeerde benaming.
De meeste kleurenblinden kunnen wel degelijk kleuren zien, maar hebben moeite met het onderscheiden van een aantal kleuren.
En dat gebrek aan onderscheidingsvermogen heeft te maken de werking van de lichtgevoelige cellen op ons netvlies: de staafjes en de kegeltjes.

netvlies
De staafjes zorgen niet voor kleurwaarneming. Ze zorgen ervoor dat we ook bij weinig licht nog vormen kunnen zien in zwart-witte en grijze tinten.

Het zijn de kegeltjes die voor de kleurwaarneming zorgen.
Er bestaan drie verschillende soorten kegeltjes:

  1. soort 1: kegeltjes waarmee we blauw kunnen waarnemen.
    Ze absorberen licht met een golflengte van ongeveer 443 nanometer (nanometer = nm = 10-9 m)
  2. soort 2: kegeltjes waarmee we groen kunnen waarnemen.
    Ze absorberen licht met een golflengte van ongeveer 544 nanometer
  3. soort 3: kegeltjes waarmee we rood kunnen waarnemen.
    Ze absorberen licht met een golflengte van ongeveer 570 nanometer.


kegeltjes











Wanneer we een bepaalde kleur zien, worden alle drie de soorten kegeltjes geactiveerd, maar wel in verschillende mate, naargelang de kleur.
Op die wijze krijgen onze hersenen bij elke kleur een specifiek signaal van elke kegeltjessoort. De combinatie van die signalen geeft ons een bepaalde kleurwaarneming.
Op die manier kunnen we miljoenen kleurtinten onderscheiden.

Als alles normaal is tenminste.
Maar bij daltonisten is dat niet het geval!
Bij daltonisten verschuift de gevoeligheid van de kegeltjes van soort 2 naar de rode kant van het spectrum. Je ziet hieronder de naar rechts opgeschoven groene curve:

kegeltjes2


Daardoor absorberen de kegeltjes van soort 2 vrijwel in hetzelfde golflengtegebied als die van soort 3.
Onze hersenen krijgen dus van soort 2 en soort 3 praktisch hetzelfde signaal binnen. Ze kunnen geen onderscheid maken tussen de 2 signalen: ze kunnen groen en rood niet van elkaar onderscheiden. Dit is daltonisme.

Wil je eens testen of je kleurenblind bent?
Noteer dan welk getal je kan lezen in de figuur hieronder.
Niet foetelen!
Het resultaat vind je helemaal op het einde van dit berichtje.

image

Daltonisme is erfelijk en het is een geslachtsgebonden kenmerk.
Dat wil zeggen dat de genen die er mee te maken hebben op de geslachtschromosomen liggen.
Daardoor is slechts 1 op de 250 vrouwen daltonist terwijl het bij mannen maar liefst in 1 op de 12 gevallen voorkomt.
Dit grote verschil is te verklaren aan de hand van de overerving van geslachtsgebonden kernmerken.
Dit zou voor dit berichtje te ver voeren om dat helemaal uit de doeken te doen.
Laat maar iets weten als je daar interesse voor hebt.

Maar je ziet het: ook wat daltonisme betreft is de vrouw het sterke geslacht.
Dus: zeg niet te gauw, het is weer een vrouw…


En wat de test betreft: zie je vierenzeventig, dan heb je een normaal kleurenzicht. Maar als je eenentwintig ziet of helemaal geen getal, dan hapert er iets met je kleurenzien. Santé!

2 opmerkingen:

  1. bedankt voor de schitterende uitleg Hervé, niet zozeer voor mijzelf, ik kende de theorie ongeveer.
    Wat de erfelijkheid betreft: het is de moeder die het doorgeeft aan de mannelijke nazaten terwijl het bij de vrouwelijke nazaten latent wordt overgedragen.
    Mijn 2 broers lijden aan hetzelfde euvel.
    Mijn zoon daarentegen heeft er geen last van.
    Maar mijn neef (de zoon van mijn zuster)is dan op zijn beurt Daltonist..

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ja Marc, meteen hebt je al aangegeven hoe de overerving bij daltonisme verloopt.

    BeantwoordenVerwijderen