Je zou soms kunnen denken dat er geen grenzen zijn aan windenergie. Als ‘t waait is de wind overal. En windenergie is onuitputtelijk, want wind zal er wel altijd zijn.
Het opzetten van zeer uitgebreide windmolenparken, zoals op de foto hierboven is, mits een goed gekozen plaats, een schot in de roos.
Zou je denken.
Maar volgens een recente studie van de Harvard-natuurkundige David Keith en Amanda Adams van de University of North Carolina, is dat toch wat te optimistisch gedacht!
Achter elke windmolen ontstaat er een zogenaamde windschaduw die de wind uit de wieken neemt van een volgende turbine die in dat schaduwgebied zou geplaatst worden.
Bijgevolg bestaat er voor een groot windmolenpark een optimale indeling qua aantal turbines op een bepaalde oppervlakte en qua afstand tussen de turbines.
En daardoor is volgens die studie het geleverd vermogen van grote windmolenparken (grootte-orde 100 vierkante kilometer!) een stuk lager dan eerst gedacht: 0,5 tot 1 watt per vierkante meter in plaats van 2 tot 7 watt per vierkante meter die men verwachtte toen men geen rekening hield met de effecten van de windschaduw.
Als windenergie 10 tot 20 procent van de energiebehoeften op aarde zou moeten dekken, moeten er met windturbines terawatts (1 terawatt = 1 biljoen watt = 1.000.000.000.000 watt!) geproduceerd worden.
Met een rendement van 1 watt per vierkante meter, betekent dit nood aan immense oppervlakten windmolenparken. En bedenk dan dat windmolenparken niet zomaar overal te realiseren vallen.
Daarenboven zouden dergelijke enorme oppervlakten aan windmolens volgens Keith een grotere negatieve impact kunnen hebben op het klimaat dan de CO2 uitstoot door gebruik van fossiele brandstoffen.
Windenergie op wereldschaal loopt dus, anders dan op het eerste gezicht gedacht, duidelijk tegen grenzen aan.
Hieronder hoor en zie je het David Keith zelf uitleggen.